BAR staat er in vergane letters op de deur,
welke slechts opvalt omdat ze van hout is
in een stenen muur. Grauw en duister is
de steeg waarin het zich bevindt. Zonlicht
komt er nimmer en na zonsondergang
knippert een lantaarnpaal aan het begin
van diezelfde steeg af en toe een drupje
licht naar binnen, zodat je in je eigen
schaduw de deurkruk nog op de tast
kunt vinden.
Binnen in de bar is alles van hout.
De toog, de vloer, de tafels en stoelen
die in een wirwar verspreid staan.
Maar ook het hoofd van de laveloze man
op de barkruk.
Het enige wat licht schijnt te geven
is de drank in het glas. Donkergeel bier
met een schuimkraag van twee vingers.
De tapkraan van gebogen chroom glimt
en de drinker in kwestie, die zijn roes
lijkt uit te slapen kijkt dof uit de ogen.
“Zorgen en verdriet verdrink je niet”
dat klopt. Net als zijn hoofd.
Morgen is dat over, rest slechts een
blauwe plek boven gefronste
wenkbrauwen.
Kop gestoten, twee maal trouwens
tegen een steen!